Spring naar inhoud

Het is warm. Ik heb een vaste structuur in mijn dag, omdat dat voor mij werkt. Vroeg beginnen met een klein ontbijt, dan sporten en vervolgens aan het werk. Ik voel tijdens mijn hardlooprondje de hitte al opkomen. Mijn planning voor vandaag was om mijn administratie bij te werken. Het is niet mijn lievelingsklus, en het moet gebeuren. Dat betekent veel achter mijn computer en een groot bureau om al mijn papierwerk te kunnen uitwerken.

Tijdens het lopen bedenk ik hoe warm het zal zijn in mijn werkkamer. De administratie moet gebeuren en ik zie er eigenlijk tegenop om aan de slag te gaan.

Dan bedenk ik wat eigenlijk het probleem is. Niet de administratie. Dat is niet anders dan in de winter. Het hoort erbij, en ik kan het maar beter achter de rug hebben. Net als met hardlopen, achteraf voel ik me heerlijk!

Ik zie op tegen de hitte en uitstellen is dan een fijne optie. Morgen is het vast koeler, ik kan best even wachten, en kan ik niet beter... In mijn hoofd heb ik mijn hele plan al uit het raam gegooid. Dan klinkt een opmerking van een bekende timemanagementtrainer, Brian Tracy, door mijn hoofd: "Eat that frog!".

Ik ga het doen. In de tuin, met een grote kan met limonade en ijsblokjes, in de schaduw en uit de wind, ga ik aan de slag. Als het echt te heet wordt (27 graden is zelfs met ijsblokjes niet fijn om in te werken) verhuis ik naar een koele kamer binnen. Ja, het is warm. En tegelijkertijd kan ik op deze manier mijn werk toch doen. Binnen een dag is mijn administratie bij en ben ik weer op de rit. Dat voelt goed!

Soms gaat het bij timemanagement erom dat je beslist om het gewoon te doen, en de omstandigheden aanpast om dat op een voor jezelf zo goed mogelijke manier te doen.

Wat kun jij doen om die klussen die niet zo uitdagend zijn, toch voor elkaar te krijgen?

Een hoogleraar belt me. Of ik kan meedenken. Sinds enkele maanden is hij voorzitter van zijn afdeling geworden, en hij baalt. Voordat hij de positie overnam van zijn voorganger, die na 8 jaar vertrekt naar een functie buiten de afdeling, had hij zich voorbereid. Hij wist dat hij het anders zou doen. De afdeling zou onder hem floreren, focus op onderzoek, en ook het onderwijs, daar kon wel wat in verbeteren. Nu, een paar maanden verder, loopt hij vast. In rendementscijfers en kengetallen. Medewerkers die er niet meer in geloven, het lijkt wel of hij katten aan het hoeden is. En het is eind december, dus de deadline voor de functioneringsgesprekken komt er ook aan. 80% Moet gedaan zijn. Hij heeft er nog 35 te doen. Hij is er helemaal klaar mee. Herkenbaar?

In universiteiten wordt veel gepraat over leiderschap. Meestal gaat het dan over resultaten boeken. Wanneer gaat die PhD-student promoveren? En alle kengetallen, voldoe je daaraan? Rendementscijfers, targetpercentages voor de R&O-gesprekken, onderzoeks- en onderwijsstrategieindicatoren en niet te vergeten alle financiële eisen en beperkingen. Bila’s en facultaire overleggen gaan over bijna niets anders. Je zou bijna vergeten dat universiteiten er zijn voor onderwijs en onderzoek!

Binnen universiteiten gaat het weinig over leiderschap, en veel vaker over managen. Managen is meten, meten is weten, weten is beheersen, en beheersen is voorspellen. Was het maar zo simpel. Een onderwijsstrategie baseren op de te behalen rendementscijfers is weinig aan te voorspellen. Je kunt wel willen dat er een stijging van 25% studenten komt, of dat de nieuwe Master echt heel succesvol gaat zijn, maar wat is er nodig om dat ook voor elkaar te krijgen? Hoe kom je daar? En natuurlijk kun je buitenlandse studenten gaan werven om je cijfers alsnog te halen. Maar wat betekent dat voor je onderwijs? Je docenten?

Dan komen we te praten over leiderschap. Leiderschap gaat niet over cijfers. Leiderschap gaat over het vermogen om mensen te motiveren een gezamenlijk doel te bereiken. Leiderschap gaat over verandering realiseren. Over initiatief nemen en verantwoordelijkheid. Bedenken waar je met de organisatie, je onderzoek, je onderwijs naartoe wilt. En met jezelf. Want ook dat is leiderschap.

Leiderschap is zien wat nodig is en daarnaar handelen. Voor jezelf, je onderzoek, je groep en je afdeling. Vanuit waar je in gelooft, waar je van droomt. Bovendien heb je hoogopgeleide creatieve mensen om je heen, die zelf denken, zelf ideeën hebben. Hoe kun je hen nou meekrijgen? Hoe kun je jouw ideeën voor het voetlicht krijgen?

Met de eerdergenoemde hoogleraar is het goed gekomen. Met hem heb ik in een aantal gesprekken gekeken wat hij wilde en wat bij hem paste. Welke ondersteuning hij had en hoe hij die slimmer kon inzetten, passend bij zijn manier van werken en denken. Daarnaast zijn we gaan kijken wie zijn hulpbronnen in wetenschap en ondersteuning zijn, waardoor hij zijn visie kon delen en meer input en draagvlak kreeg. Ten slotte hebben we gekeken hoe hij zijn organisatie zo kon inrichten, dat hij zijn eigen visie en leiderschap kon tonen. Niet volgens een boekje. Maar zoals het bij hem past. Rustig, gedreven, zonder al te veel poeha en wel degelijk met resultaten. En ook nog tijd voor onderzoek.